Een maand of twee geleden werd een artikel gepubliceerd op de website van de New York Post, met scherpe kritiek op de Amerikaanse (toen) presidentskandidaat Joe Biden. Er zouden privé-mails zijn gelekt waaruit bleek dat Joe Biden ten tijde van zijn vice-presidentschap een ontmoeting zou hebben gehad met een adviseur voor het Oekraïense bedrijf Burima, waar zijn zoon Hunter bestuurslid was. Controversieel, aangezien deze ontmoeting plaats zou hebben gevonden terwijl Biden sr. beleid voor Oekraïne aan het formuleren was. De betrouwbaarheid van deze informatie en de echtheid van de e-mails worden echter betwist. Facebook en Twitter hebben een grote stap genomen, en restricties gelegd op het artikel.
Vooral het linken naar het artikel werd beperkt door Facebook, om de validiteit in de tussentijd te kunnen controleren. Twitter ging een stap verder: het verspreiden van het artikel werd gelimiteerd en het posten door gebruikers volledig geblokkeerd, omdat het artikel persoonlijke informatie bevat vanuit gehackte e-mails, in strijd met haar gebruiksvoorwaarden. Dit besluit is door velen niet in dank afgenomen: Republikeinen voelen zich gecensureerd en ook anderen zetten vraagtekens bij de macht van de social-media giganten om bepaalde informatie of opinie in de doofpot te stoppen. Dit illustreert een belangrijke vraag in de digitale maatschappij: waar ligt de grens tussen vrije meningsuiting en het beperken van de verspreiding van desinformatie?
Ook Twitter en Facebook zijn over deze vraag niet uit. Twitter hief de opgelegde restricties een aantal dagen na het plaatsen weer op, aangezien het artikel reeds wijdverspreid was en het aldus niet meer als ‘privé’ kon worden beschouwd, ondanks dat het verspreiden van gehackte of persoonlijke informatie nog altijd tegen haar regels ingaat. Facebook heeft de afgelopen maanden juist veel meer restricties opgelegd: politieke advertenties worden verboden tot na de verkiezingen en ook holocaust ontkenningen, anti-vaccinatie advertenties en bepaalde complottheorieën worden van de site verwijderd. Eerst was dit alles toegestaan. In hetzelfde thema op Nederlandse grond: Maurice de Hond is onlangs van LinkedIn verwijderd vanwege zijn kritiek op het huidige corona-beleid, wat volgens hem ‘geen enkele basis heeft’.
Het vrije meningsuiting dilemma duurt voort. Enerzijds bestaat de vrijheid van meningsuiting niet voor niets, men zou noch aan een overheid noch aan een bedrijf om toestemming moeten hoeven vragen om kritiek, satire, mening of verhaal te kunnen publiceren. Diversiteit in opvattingen, tolerantie en ruimdenkendheid zijn noodzakelijk voor onze democratie, vindt ook het HvJEU (Handyside v United Kingdom). Anderzijds heeft de verspreiding van desinformatie, of ‘fake news’, gevaarlijke en verdeeldheid zaaiende consequenties. Theorieën dat COVID-19 niet bestaat, dat een kind autisme krijgt van vaccinaties of dat de politieke tegenpartij samenzweert tegen je bestaansrecht hebben voelbaar effect op zowel de maatschappij als (kwetsbare) individuen. Als een uiting strafbaar kan zijn vanwege openbare groepsdiscriminatie en haatzaaiing (art. 137c-d Sr), zou het niet misstaan dat ook groepsmanipulatie benoemd wordt.
In de enorme stroom van informatie worden feiten tegenwoordig vaak omgeven door onwaarheden, het waarborgen van de waarheid wordt daarmee urgenter met de dag. Zijn sociale media bedrijven hier echter de aangewezen instantie voor? Hun dossier waar het gaat om privacy en omgaan met informatie is niet bepaald vlekkeloos.
De stroom van informatie blijft groeien en daarmee ook de hoeveelheid aan nepnieuws, complottheorieën, propaganda enzovoort. Vrijheid van meningsuiting en toegang tot informatie blijven essentiële onderdelen van onze democratie, dat feit van fictie kan worden onderscheiden is echter net zo belangrijk. Het is nog maar de vraag of censuur op ‘fake news’ vanuit social media bedrijven wenselijk is, maar er moet actie worden ondernomen en dat Facebook en Twitter feiten controleren, is in ieder geval een eerste stap.
In samenwerking met Saar Hoek