Het Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan in een (sinds 2003 lopende) zaak tussen de Centrale Spelersraad, Vereniging van Contractspelers en ProProf tegen de KNVB-clubs.
Het ging in deze zaak om de vergoedingen die voetbalclubs ontvangen van omroeporganisaties en commerciële televisiestations voor het via de televisie uitzenden van wedstrijden. De voetballers stelden daarvoor dat voor het gebruik van hun portret aanspraak zouden hebben op een percentage van de vergoedingen.
Het hof overwoog dat een geportretteerde zich in principe kan verzetten tegen het (zonder toestemming) gebruik maken van zijn portret. Voorwaarde daarvoor is dat hij daarbij een redelijk belang moet hebben waarvoor het recht van meningsuiting en informatievrijheid moet wijken.
In deze zaak was van belang dat de openbaarmaking van de beelden van de wedstrijden inherent is aan het beroep van profvoetballer en de belangstelling van het publiek daarvoor. Het hof vond in dit geval factoren als algemene nieuwswaarde en informatie aan het publiek van groot belang. De voetballers verzetten zich voornamelijk op grond van commerciële motieven tegen het gebruik van hun portret. Het hof oordeelde dat dat belang in dit geval niet voldoende was, omdat de (hoofdzakelijk) professionele voetballers een vast inkomen ontvangen voor hun deelname aan de uitgezonden voetbalwedstrijden. De uitgezonden beelden hadden bovendien betrekking op de voetballers als onderdeel van hun team, en zijn waren niet van invloed op de “individuele exploitatiemogelijkheden van de verzilverbare populariteit” van de afzonderlijke voetballers. De vordering van de profvoetballers werd dan ook afgewezen.
Zie voor het arrest hier.