Het gebruik van het als Gemeenschapsmodel gedeponeerde motief van Louis Vuitton in het werk ‘Simple Living’ van Nadia Plesner (dat ook is verwerkt in haar ‘Darfurnica’) kan niet op grond van het modellenrecht van Louis Vuitton worden verboden. Dit oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag 4 mei 2011.
Plesner had een werk gemaakt met een afbeelding van een naakt donker jongetje met een opgezwollen buik (verwijzend naar een vluchteling in Darfur) met in de ene hand een in een roze pakje gestoken chihuahua en in de andere hand een tas met het Louis Vuitton motief (verwijzend naar Paris Hilton). Louis Vuitton had al in 2008 van de Franse een ex parte verbod tot het gebruik van het als gemeenschapsmodel gedeponeerde motief van Louis Vuitton door Plesner verzocht. De rechter verbood Plesner daarop het presenteren, te koop aanbieden en de exploitatie van producten die inbreuk maken op het Gemeenschapsmodel van Louis Vuitton.
Plesner bleef echter de afbeelding van ‘Simple Living’ gebruiken. In 2010 voltooide zij het schilderij ‘Darfurnica’, verwijzend naar Picasso’s ‘Guernica’. In het werk was ook de afbeelding van ‘Simple Living’ en daarmee het motief van Louis Vuitton gebruikt. Begin 2011 werd ‘Darfurnica’ in een galerie tentoongesteld en te koop aangeboden. Op de uitnodigingen voor de tentoonstelling was ‘Simple Living’ afgebeeld. In het kader van de tentoonstelling is een aantal t-shirts en posters met de afbeelding van ‘Simple Living’ te koop aangeboden en verkocht.
Louis Vuitton verzocht de Haagse voorzieningenrechter kort daarop om een ex parte verbod tegen die openbaarmaking en verkoop van de ‘Simple Living’ afbeelding met een beroep op haar Gemeenschapsmodelrecht. Dit verzoek werd toegewezen onder meer omdat naar het oordeel van de Haagse voorzieningenrechter voor de aanprijzing en merchandising van het eigen werk van Plesner geen grond bestond die de inbreuk op het Gemeenschapsmodelrecht van Louis Vuitton zou rechtvaardigen.
Plesner vorderde daarop in kort geding vernietiging van deze ex parte beschikking. Zij deed daarbij een beroep op artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (‘EVRM’) dat handelt over de vrijheid van meningsuiting. Zij voerde daarvoor aan dat zij door middel van haar werk de aandacht voor de situatie in Darfur wilde vergroten, door de situatie in Darfur te combineren met de wereld van de show business. Door die combinatie zou zij aan de kaak trachten te stellen dat er te veel aandacht voor de glamourwereld bestaat en te weinig voor de situatie in Darfur. Haar recht op vrijheid van meningsuiting diende daarbij zwaarder te wegen dan het recht van intellectuele eigendom van Louis Vuitton.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het recht op vrijheid van meningsuiting in dit geval doorslaggevend diende te zijn en wees de vordering van Plesner toe. Bij die beoordeling betrok de voorzieningenrechter onder meer dat het (artistieke) gebruik van het motief van Louis Vuitton ‘functioneel en proportioneel’ was om een maatschappijkritische boodschap over te brengen en dat dit niet een commercieel doel diende.
Zie voor het vonnis: http://www.boek9.nl/files/2011/Rb_DH_Vonnis_Plesner.pdf