Eerder (19 oktober 2010) berichtten we al dat Dick Bruna het Japanse bedrijf Sanrio heeft gedagvaard wegens de inbreuk op zijn auteursrechten op Nijntje. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft 2 november 2010 in kort geding vonnis gewezen.
En inderdaad: Kathy lijkt te veel op Nijntje.
De oren, de neus, het grote hoofd in verhouding met het lichaam, het kruisje dat tegelijk als mond en neus fungeert en het rode jurkje: De voorzieningenrechter oordeelde dat Nijntje een (om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen vereiste) “persoonlijk karakter” heeft en daarmee de “stempel van de maker” draagt. Nijntje is dan ook aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk. De tegenwerpingen van Sanrio’s kant, die erop neerkomen dat Nijntje geen eigen en persoonlijk karakter zou hebben, werden door de rechter van de hand gewezen.
Sanrio verweerde zich verder nog met de stelling dat de ‘nieuwe’ ronde oren van Nijntje van Kathy overgenomen zouden zijn. Sanrio voerde daarvoor aan dat Nijntje in een eerder door Bruna geregistreerd beeldmerk met andere oren afgebeeld staat. Wanneer de veel oudere Nijntje andere oren kreeg en of dat voor of na de geboorte van Kathy was, kon Sanrio niet aantonen. Dat verweer werd daarom niet gehonoreerd.
Het gebruik van Kathy werd ook beoordeeld aan de hand van het merkenrecht op grond van het hiervoor genoemde beeldmerk van Bruna.
Sanrio stelde dat Nijntje niet als merk “ter onderscheiding van waren of diensten”, maar slechts als karakter wordt gebruikt, waardoor het op grond van dat het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (“BVIE”) niet voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking zou komen. Dit werd goed weerlegd door Bruna, door een poppetje van Nijntje te tonen, waarbij een doosje hoort waar het label van het beeldmerk van Nijntje aan vast zit. Nijntje wordt dus wel degelijk als “merk” gebruikt.
Vervolgens verweerde Sanrio zich met het feit dat Nijntje een “teken betreft dat een wezenlijke waarde aan de waar geeft” en daarom (op grond van artikel 2.1 lid 2 BVIE) geen merk zou zijn. De voorzieningenrechter volgde Sanrio ook niet in dit verweer: Dit artikel ziet op vormmerken. Van een vormmerk is sprake wanneer het merk “samenvalt” met de waar die het beoogt te onderscheiden dan wel met de verpakking ervan. Daarvan is in het geval van Nijntje geen sprake. Nijntje is een beeldmerk dat zich op verschillende wijzen “materialiseert” (tweedimensionaal in boekjes en als afbeelding op andere gebruiksvoorwerpen en in films, driedimensionaal als speelgoedpoppetje etc.).?
Voor de beantwoording van de vraag of het karakter Kathy inbreuk maakt op het beeldmerk Nijntje was vervolgens van belang vast te stellen of Sanrio Kathy niet ter onderscheiding van waren of diensten gebruiken. Kathy zelf kan niet als merk worden aangemerkt, maar als karakter. Kathy wordt, net als de hele “Hello Kitty-crew” uitgebracht onder het merk “Hello Kitty” en wordt dus zelf niet gebruikt ter onderscheiding van waren en diensten. Nu Kathy niet als merk aangemerkt wordt, heeft Bruna zich op grond van een verkeerd artikel verweerd (artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, dat spreekt over een teken dat gelijk is aan het merk, in dit geval Nijntje). Wel oordeelde de voorzieningenrechter dat in dit geval Kathy gebruikt wordt ‘anders dan ter onderscheiding van waren of diensten’ (hetgeen valt in de categorie van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE). Dat Kathy minder op het “oude’ beeldmerk van Nijntje dan de ‘nieuwe” (niet-geregistreerde) Nijntje lijkt, maakt daarbij geen verschil. De gelijkenis blijft heel groot. Sanrio trekt met Kathy ongerechtvaardigd voordeel uit Nijntje, zonder geldige reden, en doet hiermee afbreuk aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van Nijntje. Daarmee oordeelde de voorzieningenrechter dat er sprake is van een inbreuk op de merkrechten van Bruna.
Sanrio moet nu binnen tien werkdagen stoppen met elke inbreuk op de merkenrechten van Nijntje in de Benelux, op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,- per dag. Daarnaast werd zij veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Bruna, groot EUR 50.000,-. Volgens de richtlijn voor de rechterlijke macht voor de vaststelling van de omvang van de proceskostenvergoeding in intellectuele eigendomszaken (Indicatietarieven IE-zaken) zou dit normaal gesproken gemaximeerd zijn op EUR 15.000,-.