Bij het sluiten van overeenkomsten via internet, is het van belang te weten of de overeenkomst die wordt gesloten ook daadwerkelijk rechtsgeldig is. Dat hier soms onduidelijkheid over bestaat, blijkt uit het vonnis van 14 april 2010 van de Rechtbank Alkmaar.
Tussen partijen ontstond een geschil over een overeenkomst voor een bromfietsverzekering die gedaagde had gesloten via de website van eiser. Gedaagde ontkende dat de verzekering gesloten was. De rechter stelde de eiser in de gelegenheid om bewijsstukken te tonen waaruit blijkt dat gedaagde een webpagina heeft ingevuld waarbij hij zich heeft verplicht tot het aangaan van een bromfietsverzekering. De eiser legde een gegevensoverzicht van de gedaagde en de af te sluiten verzekering over. Daarbij heeft eiser ook een aantal schermafdrukken overlegd. Eiser voegde daaraan toe dat gedaagde de knop ”direct afsluiten” moet hebben aangeklikt en dat er bij gedaagde geen misverstand over kan hebben bestaan dat hij een overeenkomst met eiser sloot. Eiser stelde bovendien dat gedaagde een polisblad heeft ontvangen en daartegen niet geprotesteerd heeft.
De rechter beoordeelde de vraag of gedaagde met het doorlopen van een aantal webpagina’s een overeenkomst heeft gesloten met eiser als volgt.
De rechter overwoog ‘dat weliswaar uit de overlegde schermafdrukken van webpagina”s af te leiden hoe er met eiser via internet een overeenkomst tot stand kan komen, maar nog steeds is niet gebleken dat gedaagde deze webpagina’s heeft doorlopen. Zo heeft eiser geen gegevens overlegd waaruit blijkt welke pagina’s ten tijde van het sluiten van de gestelde overeenkomst tot stand te laten komen. Aldus is niet vast komen te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.”
De omstandigheid dat eiser de verzekeringspolis aan gedaagde heeft toegezonden en hem erop zou hebben gewezen dat, indien gedaagde niet binnen veertien dagen zou reageren de op het polisblad vermelde gegevens als juist worden verondersteld, maakt het voorgaande niet anders. Het niet reageren op een dergelijk bericht, kan in redelijkheid niet worden beschouwd als wilsverklaring van gedaagde gericht op de totstandkoming van een overeenkomst.
Aldus was er geen overeenkomst tot stand gekomen, zo oordeelde de rechter.