Op 21 mei 2015 organiseerden wij naar aanleiding van de zaak Tuymans een symposium met en in de sociëteit De Kring. Centraal stond de verhouding tussen de beeldende kunst en het auteursrecht bij het overnemen van beeld van anderen.
Het symposium was een succes. De opkomst was groot en de aanwezigen waren zeer betrokken. De verhouding tussen het oude auteursrecht (met zijn wortels in de 19e eeuws kunstenaarstraditie) en de hedendaagse kunst, houdt velen bezig.
De conclusies van onze kantoorgenoot Willem Grosheide waren helder: het overnemen van beelden, usance in de kunst, is in strijd met de Auteurswet. Concreet: dat wat Luc Tuymans deed mag onder het Nederlandse auteursrecht niet. Voor het maken van een schilderij dat tot in detail is gebaseerd op een foto, is toestemming van de fotograaf nodig. Er is geen sprake van een uitzondering op dat uitgangspunt. Ook niet met een beroep op de aanwezigheid van een parodie: immers met en om het schilderij van Luc Tuymans valt niet te lachen.
Franz Kaiser van het Gemeentemuseum Den Haag beschreef nauwgezet de ontwikkeling in de beeldende kunst en de relatie tussen beeld en kunstenaar. Daarbij werd duidelijk dat de inhoud van een kunstwerk ondergeschikt wordt aan de band tussen het kunstwerk en de kunstenaar. Het is die band die de kunst waarde geeft.
Als voorbeeld gaf hij de reeks spot paintings van Damien Hirst. Een schilderij uit deze reeks:
Iedere handwerksman kan die spot paintings maken. De schilderijen zijn uniek maar ze komen door een formule tot stand. Ze worden niet geschilderd door Damien Hirst zelf. Als een onbekende geschoolde kunstschilder in die reeks een exemplaar zou maken (met hantering van dezelfde formule), zou dat niets waard zijn. Hoewel dat exemplaar op geen enkele wijze zou zijn te onderscheiden van de exemplaren uit het reeks van Hirst. Doet hij dat in opdracht van Damien Hirst die zijn naam aan die spot painting verbindt, dan is de waarde meteen aanzienlijk.
Franz’ conclusie was dat voor een kunstenaar voor wie de inhoud er niet toe doet, het ook niet van belang is of die inhoud is overgenomen is. Sterker: veel kunstenaars werken juist met bestaande beelden (Marlene Dumas, Jeff Koons).
De grote vraag was vervolgens of de zaal de beeldende kunst in dat opzicht vrij wilde laten. Vrij dus om beelden van anderen zonder toestemming te gebruiken. De eensgezindheid die bleek uit de levendige discussie onder leiding van Jetse Sprey was opvallend: de kunst hoorde vrij te zijn. Dit overnemen moest kunnen. Het auteursrecht met zijn 19e eeuwse moraal moest worden aangevuld met een regeling die de beeldende kunst vrijheid tot overname zou bieden. Tuymans Moest Mogen.
Een andere conclusie van de zaal was dat zo’n “kunstexceptie” bij kunstvormen waar niet van een enkel uniek voorwerp sprake is, zoals bij muziek of film, niet of alleen heel beperkt mogelijk moet zijn.
Meteen ontstond de gedachte om over muziek en de ruimte tot overnemen, een volgende keer te praten. Samen met De Kring doen wij dat graag. We houden u hiervan op de hoogte.