De Rechtbank Zeeland – West Brabant heeft onlangs vonnis gewezen in een procedure met betrekking tot een gestelde inbreuk op de auteursrechten op de boeken “Weg van Lila” en “Vaderstad” van de heer Van Rhijn.
De gedaagde, Steven de Jong, bijgestaan door Roland Wigman en Wendela Bierman van Versteeg Wigman Sprey advocaten, heeft het filmscript genaamd “Janey, Kind van de rekening!” geschreven. Zowel de boeken van Van Rhijn als het filmscript van De Jong gaan over een echtscheiding met de daaraan verwante voogdijproblematiek en over bij welke van de ouders het kind of de kinderen gaat of gaan wonen.
Van Rhijn stelde in de procedure dat de onderwerpen en thema’s in de boeken zodanig oorspronkelijk zouden zijn uitgewerkt dat het verhaal auteursrechtelijke bescherming geniet. Ook aan de opbouw, karakters, de voortgang en ontwikkeling en het plot in de verhaallijn zou volgens Van Rhijn auteursrechtelijke bescherming toekomen. Die (volgens Van Rhijn auteursrechtelijk beschermde) aspecten zouden in het filmscript van De Jong dusdanig zijn overgenomen dat er sprake is van inbreuk op de auteursrechten van Van Rhijn.
Het vonnis volgt op een op 28 maart 2012 door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden gewezen vonnis in kort geding dat er inderdaad sprake zou zijn van een auteursrechtinbreuk door De Jong. De bodemrechter heeft op 17 juli 2013 echter geoordeeld dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk. De bodemrechter nam in zijn overweging onder meer mee dat:
– er geen teksten of delen van teksten uit de boeken van Van Rhijn in het filmscript zijn overgenomen;
– het genre en de stijl al vaak in boeken en andere geschriften gebruikt zijn;
– het onderwerp (een echtscheidingsverhaal met gerechtelijke strijd) vaak voorkomt in boeken en films;
– de gelijkenis van bepaalde elementen (bijvoorbeeld het terugkomen van de maan als onderwerp in gesprekken tussen vader en dochter, een zwangere advocate en het onverwacht verliezen van de rechtszaak) te algemeen is. De rechter oordeelde dat de door Van Rhijn aangevoerde overeenstemmende elementen veel voorkomend zijn, waardoor deze niet als “eigen” en “oorspronkelijk” aan te merken zijn.
De bodemrechter kwam daardoor tot het oordeel dat er weliswaar gelijkenissen tussen de boeken en het script bestaan, maar dat de overeenstemmende elementen zowel op zichzelf als in de uitwerking ervan niet oorspronkelijk zijn, waardoor die elementen niet auteursrechtelijk beschermd zijn. Dat leidt tot de conclusie dat er geen auteursrechtinbreuk is. De bodemrechter heeft de vorderingen van Van Rhijn dan ook afgewezen.
Zie hier voor het vonnis.