Eens in de zoveel tijd wordt de vraag gesteld of een overeenkomst tussen een (vermeend) opdrachtgever en een opdrachtnemer nou een opdracht- of een arbeidsovereenkomst is. Ook als toch duidelijk bedoeld is een opdrachtovereenkomst overeen te komen, kan het namelijk toch zijn dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit is ook een vraagstuk dat recent veel aandacht heeft gekregen door de afschaffing van de VAR (Verklaring Arbeidsrelatie), waardoor “opdrachtgevers” minder zekerheid hebben over hoe de Belastingdienst de overeenkomsten met hun “opdrachtnemers” kwalificeert.
De kwalificatie als een opdracht-, of arbeidsovereenkomst kan grote gevolgen hebben. Niet alleen fiscale gevolgen (bij arbeidsovereenkomsten moeten namelijk loonbelasting en sociale premies worden ingehouden en afgedragen), maar ook grote arbeidsrechtelijke gevolgen. Zo zal het voor een werkgever doorgaans veel moeilijker zijn om van een werknemer af te komen en is een werkgever tijdens ziekte van een werknemer in principe verplicht om loon door te betalen.
De vraag of er sprake was van een opdracht- dan wel een arbeidsovereenkomst werd onlangs aan de kort geding rechter van de rechtbank Limburg voorgelegd. De vordering werd ingesteld door een telefonisch consulente die vanuit haar huis inlogde op een belsysteem van de exploitant van een 0909-lijn, en zo telefonische consulten gaf. De consulente werd ziek en vorderde loondoorbetaling van degene voor wie zij haar diensten verrichte. In de overeenkomst was weliswaar duidelijk afgesproken dat het een opdrachtovereenkomst was, maar de consulente meende dat er ook zodanige andere afspraken waren gemaakt en dat de praktijk zodanig was dat er toch een arbeidsovereenkomst zou zijn. De “werkgever” was het hier niet mee eens en hield vol dat, zoals ook uitdrukkelijk afgesproken, er toch een opdrachtovereenkomst en niet een arbeidsovereenkomst was.
De rechter beoordeelde de zaak aan de hand van vaste jurisprudentie, waarbij niet alleen gekeken wordt naar wat afgesproken is en bedoeld is, maar ook naar hoe die afspraken en bedoelingen in de praktijk zijn uitgevoerd. Daarbij was onder meer van belang dat de consulente een grote mate van vrijheid had om zelf te bepalen hoe en wanneer zij werkte. De rechter oordeelde daarbij dat de consulente ook niet had aangetoond dat er andere omstandigheden waren waardoor er een arbeidsovereenkomst zou bestaan en gaf de opdrachtgever dan ook gelijk.