De rechtbank Amsterdam heeft op 15 februari 2007 bepaald dat de uitlatingen van journalist en Quote hoofdredacteur Jort Kelder niet onrechtmatig zijn jegens strafrechtadvocaat Bram Moszkowicz. Kelder noemde Moszkowicz in het radioprogramma Stand.nl. onder andere een maffiamaatje en beweerde dat hij zich door zijn cliënten liet uitbetalen met koffers zwart geld.
Moszkowicz vorderde ondermeer Kelder te verbieden zich nog verder onrechtmatig over hem uit te laten en hem te bevelen de in het radioprogramma Stand.nl gedane uitlatingen te rectificeren. Als grondslag voerde Moszkowicz aan het recht op bescherming van de goede naam, welk recht diende te prevaleren boven de vrijheid van meningsuiting. De uitlatingen die zijn volgens Moszkowicz onrechtmatig, omdat zij onwaar zijn en onnodig kwetsend. Voor de uitlatingen bestaat volgens de strafrechtadvocaat geen klemmende reden van publiek belang. Ook heeft Kelder niet voldaan aan zijn journalistieke verplichtingen van gedegen onderzoek, met hoor en wederhoor.
De rechter wees alle vorderingen van mr. Moszkowicz af. Hij deed dat na een belangenafweging tussen het belang van Moszkowicz om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen tegenover het belang van Kelder om zich in de media te kunnen uitlaten ter voorlichting van het publiek omtrent misstanden die de samenleving raken. Bij die belangenafweging oordeelde de rechter van belang dat Moszkowicz een bekende Nederlander is, die daarom een grotere tolerantie dient op te brengen dan een niet bekende persoon ten opzichte van over hem in de media gedane negatieve uitlatingen. Bovendien waren Moszkowicz en Kelder met elkaar in debat over de vraag of het aanvaardbaar is dat Moszkowicz de heer Holleeder bijstaat in een strafzaak, gezien zijn eerdere werkzaamheden voor de heer Endstra. Dit debat werd volgens de rechter niet puur zakelijk gevoerd en door beide partijen werd daarbij op de man gespeeld. Gelet op deze omstandigheden kan bij een afweging van de belangen de term “beroepsleugenaar” niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Ook mocht Kelder volgens de rechter de vraag naar eventuele betaling van Moszkowicz met zwart geld aan de orde te stellen. Hetzelfde geldt voor het opwerpen van de vraag of Moszkowicz zijn geheimhoudingsplicht jegens Endstra heeft geschonden. De term “maffiamaatje” en de stelling dat Moszkowicz vriendschappelijke betrekkingen met de onderwereld heeft zijn weliswaar beledigend en voor een advocaat uiterst schadelijk, maar vinden voldoende steun in het toen beschikbare feitenmateriaal. Het feit dat Moszkowicz zich profileert als topadvocaat in strafzaken brengt mee dat hij meer dan een ander aan kritiek onderhevig is.
Bron: www.recht.nl