In 2006 besliste de Europese Commissie hetzelfde: de NOS moet EUR 76,3 miljoen terugbetalen aan de staat, vanwege ongeoorloofde staatssteun. Nederland en de NOS gingen hiertegen in beroep, maar zonder succes: donderdag 16 december jl. kwam het EU-Gerecht tot hetzelfde oordeel. Alleen hoger beroep voor het Hof van Justitie in Luxemburg staat nog open voor de NOS.
In het Europese recht zijn verschillende regels opgenomen die ongeoorloofde staatssteun verbieden. Op aanraden van andere “commerciële” omroepen heeft de Europese Commissie de Nederlandse staat om inlichtingen gevraagd, betreffende de vermeende staatssteun aan de NOS. Uiteindelijk beoordeelde de Commissie, in 2006, deze steun als ongeoorloofd, met als gevolg dat de NOS EUR 76,3 miljoen moest terugbetalen aan de staat. De NOS ging hiertegen bij het EU-Gerecht in beroep, echter zonder succes.
Volgens het Europese recht kan staatssteun worden verleend aan publieke omroepen en niet aan commerciële ondernemingen. Ondanks het feit dat de NOS een publieke onderneming is, kan zij volgens het EU-Gerecht vergeleken worden met een commerciële onderneming: zij is actief op de internationale markt, ze kan televisieprogramma’s uitwisselen met andere omroepen, en ze concurreert met andere omroepen. De NOS stelde zich op het standpunt dat zij geen onderneming is in de zin van het EU-recht. Het Gerecht verwierp dit beroep, omdat volgens vaste rechtspraak een onderneming “elke eenheid [is] die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd”. Het feit dat zij een publieke taak uitoefent, maakt daarbij niet uit. Bovendien valt de NOS met alleen al een zelfstandige EUR 133.000.000,- omzet als bedrijf aan te merken.
De crux van het geschil zat hem in de ad-hocbetalingen van de overheid aan de NOS. Dit zijn commerciële middelen die bedoeld zijn voor specifieke doeleinden. Hiermee verleende de overheid de NOS een voordeel, dat niet aan andere ondernemingen, in een vergelijkbare situatie wordt verleend.