Laat alle professionals 1 cent betalen voor iedere keer dat een bezoeker klikt op een door hen aangeboden hyperlink. Zo wordt de pers (en worden andere makers) eindelijk reëel betaald voor de door hen toegevoegde waarde.
De onafhankelijke pers heeft het zwaar. Abonnees komen er niet meer bij en de advertentie-inkomsten dalen. Bezoekers van de websites van de nieuwsmedia willen niet betalen voor dat aanbod. Pay walls werken slecht: weinig vaste bezoekers kiezen voor een abonnement. Een soepel systeem van micro payments om kleine bedragen per gelezen artikel te betalen is er niet. Een dienst als Blendle, in feite een vorm van het organiseren van micro payments, leidt een kwijnend bestaan. Wat wordt betaald voor online gebruik, wordt betaald via een complex systeem van advertenties waarbij het grootste deel van het geld van de adverteerder niet bij de pers terechtkomt maar bij partijen als Google en Facebook. Rechtstreeks of via hun advertentiebureaus.
Het huidige systeem beloont zo niet de pers, de makers, maar degene die het nieuws distribueren en toegankelijk maken. Zonder af te willen doen aan het belang van die laatsten, lijkt de verdeling scheef. In ieder geval zo scheef dat de pers op zijn einde lijkt af te stevenen terwijl Google genoeg geld heeft om zelfrijdende auto’s en andere branchevreemde dure speeltjes te ontwikkelen.
Google (en veel andere tussenpersonen) kunnen hun zegen brengende werk doen op grond van Europese richtlijnen die te maken hebben met het auteursrecht en met de aansprakelijkheid (of liever: niet-aansprakelijkheid) van tussenpersonen. Daardoor is het verwijzen naar de webpagina van iemand anders door middel van een hyperlink “vrij”. Google hoeft daarvoor geen toestemming te hebben van de eigenaar van de webpagina. En evenmin hoeft iemand anders dat die een link op zijn pagina plaatst.
Nu dienen wetten een doel. Ook de EU richtlijnen. Een van de doelen van deze regelingen is dat de geneugten van de moderne tijd voor iedereen beschikbaar komen. Dat de moderne digitale communicatie vrij is. Dat er geen rem is om te verwijzen naar andere bronnen. Er moet vooral onbelemmerd ontsloten worden en dat is ook goed. Het recht dient mede dienstbaar te zijn aan de technische ontwikkelingen. Maar dat is niet het enige doel. Het recht en met name het Auteursrecht, moet ook de belangen van de makers, en journalisten, dienen en hen stimuleren om veel en gevarieerd te produceren. Een breed aanbod is van levensbelang voor onze samenleving.
Dat evenwicht tussen die twee doelen: tussen de vrijheid en het beschermen van de belangen van de makers, is nu zoek. De vrijheid om te hyperlinken leidt tot een accumulatie van geld bij de tussenpersonen terwijl de brengers van het nieuws het water aan de lippen staat.
Recht is mensenwerk. De wet klopt niet meer. De wetgever moet dus optreden.
De Europese Unie heeft de problemen onderkend. Men is aan het werk. De uitgevers en de Europese ambtenaren zetten in op de creatie van een eigen extra recht voor uitgevers. Men werkt aan een nieuwe Europese richtlijn waarin dit “uitgeversrecht” moet worden opgenomen. Dit nieuwe uitgeversrecht lijkt op het auteursrecht: uitgevers kunnen met dat recht verbieden dat hun persuitingen gebruikt worden door anderen. Een recht dat de meeste uitgevers overigens al hebben op grond van het “gewone” auteursrecht: veel van de journalisten zijn in dienst bij de uitgever of hebben de uitgever hun rechten overgedragen. De voorgestelde regelgeving lijkt een wanhoopsprong. Uiterlijk sympathiek maar niet geschikt om het probleem op te lossen.
Aan het hyperlinkprobleem, het verstoorde evenwicht tussen makers en tussenpersonen, doet de nieuwe richtlijn niets. Terwijl de keuze om een hyperlink al dan niet vrij te laten zijn, een rechtspolitieke keuze is. Een keuze die ook anders kan uitpakken en een keuze waarvan velen nu vinden dat die anders had moeten uitpakken. Als wij nu vinden dat het anders moet, kan dat gewoon. Het is zelfs doodsimpel: verplicht de tussenpersoon te betalen voor iedere keer dat een bezoeker op een door die tussenpersoon aangeboden link klikt.
1 cent per klik lijkt me een uitstekend bedrag. Dat is een CPM van EUR 10,–. Ofwel: voor iedere 1000 doorklikkers, betaalt de tussenpersoon EUR 10,–. Daarmee krijgt de pers en krijgen de andere aanbieders van content (eindelijk) rechtstreeks betaling voor hun werk.
Simpel en juridisch makkelijk uitvoerbaar, zij het dat dit uitgangspunt een streep zet door de manier waarop het Hof van Justitie tegen hyperlinks aankijkt op het moment. Maar het Hof van Justitie interpreteert de wet: het Hof maakt de wet niet. Dat is aan de Europese wetgever. En voor deze aanpassing zijn nu goede redenen. Niet meer en niet minder dan het overeind houden van een van de belangrijkste pijlers van ons democratisch proces, de vrije pers, staat op het spel.
Is de 1 cent regel technisch uitvoerbaar? Natuurlijk. Iedereen die zicht heeft op de manier waarop op dit moment vrijwel alle advertenties op internet worden geserveerd, weet dat daarachter een oneindig complexe digitale administratie ligt waarbij niet alleen wordt bijgehouden van welke website bepaald bezoek komt, maar ook wie de bezoeker is (althans welke computer wordt gebruikt). Het hier voorgestelde systeem is daarbij vergeleken een wonder van eenvoud. Alleen het bezoek hoeft gemeten en afgerekend. Zowel de pers (de publisher in het jargon) en de tussenpersoon kunnen zich aansluiten bij een van de vele platforms. Dat zijn ze trouwens nu meestal al. Er hoeft dus geen aparte inningsinstantie te worden opgericht met uitzondering misschien voor dat deel van de verplichte afdrachten die de degene die recht hebben op die opbrengsten niet komen ophalen.
Het resultaat zal wel zijn dat de tarieven van partijen als Google en Facebook omhoog gaan. Maar het feit dat het op basis van die tarieven niet mogelijk is een nieuwswebsite levend te houden, betekent dat die tarieven nu ongezond (terminaal) laag zijn.
Wat een tussenpersoon is moet breed worden uitgelegd. Iedere professionele partij die naar een ander linkt, moet gewoon betalen. Het op de website aanbieden van hyperlinks zelf blijft intussen net zo vrij als dat nu ook al is.
Het zijn de professionals die moeten betalen. Het verschil tussen de amateur die niet en de professional die wel moet afrekenen, zal niet altijd helder zijn. Die onduidelijkheid heeft betrekking op een beperkte groep. Om discussies daarover in te perken kan verder worden besloten die ene cent pas te heffen als er meer dan 1000 bezoekers doorklikken. Verder zal moeten worden gestreden tegen robots die klikken en zo geld verdienen voor hun louche opdrachtgevers. Ook daar is niets nieuws onder de zon: die strijd wordt al jaren gevoerd.
En dan is er nog een issue: veel aanbieders van website willen juist dat hun website massaal bezocht wordt. Zij willen iedere barrière om te klikken wegnemen. Ook de barrière van die ene cent die henzelf toekomt. Je zou dus de 1 cent regel zo kunnen inrichten dat er alleen betaald hoeft te worden aan die organisaties die zich aanmelden bij een van de incassonetwerken. Dan kan er echter een probleem ontstaan: een partij als Google kan besluiten alleen hyperlinks van die partijen te laten zien die zich niet aansloten. Dan schiet de 1 cent regel zijn doel voorbij. Beter is daarom dat gewoon altijd betaald moet worden. Websites die belang hebben bij veel bezoek kunnen de door hen ontvangen gelden inzetten om meer advertenties te kopen (of om de hogere tarieven te betalen). Mocht Google vervolgens besluiten alleen hyperlinks te laten zien van partijen die Google betalen, vermoed ik dat Google misbruik maakt van haar machtspositie. Met de uniforme verplichte betaling wordt vooral voorkomen dat aan aanbiederskant partijen tegen elkaar worden uitgespeeld.
De 1 cent regel herstelt het evenwicht tussen de pers en de tussenpersonen dat door de koers die de EU regels kozen, is verstoord. Dat herstel is in ons aller belang. Uiteindelijk ook in dat van de tussenpersonen. Het verdwijnen van een gevarieerd aanbod, brengt ook het verdwijnen van hun eigen relevantie mee. Het exploiteren van wegwijzers in een oneindige lege vlakte is geen duurzaam business model.