Gebruik van het teken SPA in combinatie met het teken THERAPY voor cosmetica is verwarrend. Bovendien is SPA niet beschrijvend voor cosmetische middelen.
L’Oréal heeft op 28 november 2000 bij het BHIM een gemeenschapsaanvraag ingediend voor het woordteken ”SPA THERAPY” voor cosmetische middelen waaronder parfum, gels en zouten voor bad en douche. Op 14 oktober 2002 heeft Spa Monopole oppositie ingesteld tegen de inschrijving van dit merk. Spa Monopole voert daartoe aan dat sprake is van verwarringsgevaar ten aanzien van onder andere het oudere woordmerk SPA dat in 1981 bij het BBIE is ingeschreven voor onder meer zepen, parfums en cosmetische middelen.
Het BHIM wees de oppositie toe. Het daarop ingestelde beroep van L’Oréal is door de vierde kamer van het BHIM verworpen, omdat rekening dient te worden gehouden met het grote onderscheidende vermogen van de term ”SPA”. De term SPA is -anders dan L’Oréal betoogt – niet beschrijvend voor cosmetische middelen. Voorts stemt het teken ”SPA THERAPY” ondanks de visuele, auditieve en begripsmatige verschillen, overeen met het teken SPA omdat het voornaamste aantrekkingselement het teken ”SPA” is. Tegen deze beslissing heeft L’Oréal beroep ingesteld bij het Gerecht.
Het Gerecht oordeelt dat op basis van het verband dat bestaat tussen cosmetica en waterkuuroorden niet kan worden geconcludeerd dat het woord ”spa” ook voor cosmetica beschrijvend is. Het Gerecht gaat na of het gebruik van het teken ”SPA THERAPY” voor cosmetica verwarringsgevaar veroorzaakt. Zij oordeelt allereerst dat de consument doorgaans meer aandacht besteedt aan het begingedeelte van een merk, i.c. het oudere woordmerk ”SPA”. Dit merk neemt daardoor een zelfstandige plaats in. Daarnaast is het woord ”therapy” geen bekende handelsnaam. Uit dit alles volgt dat de verschillen tussen de tekens niet opwegen tegen de hoge mate van overeenstemming tussen ”SPA” en ”SPA THERAPY”.
Bron: www.curia.europa.eu (Zaak T-109/07)